Blz. 3 -met welke hand schrijf jij- Blz. 4 -sch- Blz. 5 -op reis- Blz. 6 -gems- Blz. 7 -oma- Blz. 8 -eer, oor, eur- Blz. 9 -ridder- Blz. 10 -bos- Blz. 11 -schat- Blz. 12 -klont- Blz. 13 -album- Blz. 14 -schuin- Blz. 15 -vriendenboek- Blz. 16 -ng, nk- Blz. 17 -nummer- Blz. 18 -stroom- Blz. 19 -zeil- Blz. 20 -be, ge, me, te, ver- Blz. 21 -sluis- Blz. 22 -grot- Blz. 23 -brief- Blz. 24 -zwaarst- Blz. 25 -zinnen- Blz. 26 -rijmen- Blz. 27 -postzegel- Blz. 28 -str, spr- Blz. 29 -huisje- Blz. 30 -bellen- Blz. 31 -zinnen- Blz. 32 -eer, oor, eur- Blz. 33 -rijmen- Blz. 34 -ve,va,vr- Blz. 35 -vakantiekaart- Blz. 36 -leeg-